Visserskroegen

In alle Europese havens en vissersplaatsen vonden de zeelui typische kroegen waar zij de ontberingen en gevaren van een zware zeereis konden vergeten. Die kroegen lagen rond de haven of in de vissersbuurt en herkende men gemakkelijk door de typische herbergnamen (vb. de Ferrybank en de Meerpaal in de omgeving van het museum) of het uithangbord (vb. gevelsteen van de Mercator, het Belgisch opleidingsschip voor zeelui dat men in Oostende kan bezoeken). Zeemeerminnen (zie uithangbord boven het loket van het museum : replica van bord uit Bilbao, 18de eeuw), in de naam of op het uithangbord willen de zeelui verleiden naar een kroeg van verdacht allooi. In het interieur verwezen talrijke elementen naar het vissersbestaan : de scheepsklok, scheepsmaquette in flessen, portretten van vissers, netten, opgezette zeemeeuwen,...

Vooral op het eind van de 19de en in het begin van de 20ste eeuw, was er veel alcoholisme zowel bij de arbeiders als bij de vissers. Een toerist uit 1898 vertelt hoe hij zag dat een vissersvrouw op maandagmorgen haar stomdronken man in een kruiwagen naar zijn vissersboot voerde. Wanneer de visser niet op tijd aan boord was, dreigde hij zijn job te verliezen. Heist telde toen ca 80 herbergen voor 1800 inwoners waarvan ongeveer 200 vissers. Na de Eerste Wereldoorlog bond men de strijd met het alcoholisme aan. De Wet Vandevelde (1919) verbood het schenken van sterke drank (jenever). Verschillende syndicale verenigingen en partijen verspreidden affiches om het drankmisbruik te bestrijden (zie affiche van de liberalen “Medeburgers uit alle landen onthoudt u van sterken drank”).

Op café dronk men jenever of bier van de plaatselijke brouwer (zie flessen van brouwer Langbeen-Lampo en Roels uit Heist). De betere kringen dronken toen “eaux et limonades geuzes” van plaatselijke leveranciers (zie flessen van Staelens-Verroken-La Heystoise of van Oct. Verroken uit Knocke).

De vissers hielden zich vooral bezig met het kaartspel (mannillen en kleurenwhist), het dobbelspel... Reeds voor de Tweede Wereldoorlog hadden de vissers de “vogelpiek” (darts) uit Engeland meegebracht. Ook populair waren het bolspel (gaaibolling en trou-madame) en de “toptafel” die vooral in het noorden van West-Vlaanderen is verspreid. Reeds vanaf 1887 kent Heist een “rokersclub”. De leden moeten zo lang mogelijk hun pijp brandende houden (nu nog in café Ferrybank). De andere typische bezigheid in Heist is het “vinkenzetten” (zie kooitje en kerfstok).

Verenigingsvlaggen

In de 19de eeuw werd het traditionele maatschappelijke weefsel ernstig verstoord door de industriële revolutie. Jonge mannen en vrouwen lieten hun vertrouwde familie- en vriendenkring achter en zochten werk in de voor hen vreemde stad. Eerst in de steden, maar vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw, ontwikkelde zich ook op het platteland een nieuwe manier van sociale samenwerking in de vorm van een rijk en gevarieerd verenigingsleven : fanfares, toneelgezelschappen, sportverenigingen, schutters,... Deze evolutie werd gestimuleerd door de verschillende tegengestelde ideologische zuilen.

Vele verenigingen verdwenen in de voorbije decennia. Van hun vroege bestaan bleven soms maar enkele symbolen, als de vlag, bewaard. Zoals de handgeschilderde vlag van de Knokse duivenmaatschappij De Noordduif die in 1902 werd opgericht, maar die tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn activiteiten moest staken omdat de Duitsers vreesden dat de duiven als spionageduiven werden gebruikt. Een andere handgeschilderde vlag is die van de Knokse vereniging “De Vlaamse Scherpschutter” die in het begin van de 20ste eeuw werd opgericht. In Heist werd op 2 november 1891 de “Koninklijke Verbroedering van Gewezen Onderofficieren” opgericht. De vlag werd met een subsidie van koning Leopold II (150 Bef) aangekocht. In het hart van de vlag werd een mooie afbeelding van een Heistse schuit geborduurd.

De Heistse voetbalvereniging is twee supporterverenigingen rijk : “De Strandleeuwen” en “De Zeemeermin” (vlag in inkom van het museum) die de voetbaluitslagen onmiddellijk doorspeelden naar de vissers op zee. Beide verenigingen hebben een mooie vlag. De vlag van “De Zeemeermin” won in 1929 een eerste prijs in Luik bij een vlaggenwedstrijd.

Sint-Sebastiaansgilde

Bij de opkomst van de steden vanaf de twaalfde eeuw, ontwikkelde zich het gildewezen. Om de steden te beschermen organiseerde zich de kruisboog- of voetboogschutters vanaf de 13de eeuw in de Sint-Jorisgilden. De handbooggilden, die meestal aan Sint-Sebastiaan werden toegewijd, ontstonden een eeuw later en waren strikt georganiseerd en gereglementeerd (bij overtreding betaalde men een boete in de busse). Vanaf de 15de eeuw treft men ze ook heel dikwijls aan in de vele parochies op het platteland. Waarschijnlijk dateren de Sint-Sebastiaansgilden van Westkapelle, Oostkerke, Damme, Dudzele, Heist uit die periode. De gilden in Ramskapelle en Knokke ontstonden wellicht in de 16de eeuw.

Vanaf de late middeleeuwen hadden de handbooggilden geen militaire functie meer maar wel een kerkelijke (verplicht bijwonen van missen, processies, begrafenissen,...), een sociale (verplichting tot steun en solidariteit) en ontspannende functie (inrichten van feesten, koningsschietingen,...). Deze functies bleven bewaard tijdens het Ancien Regime tot de gilden in de Franse Periode werden afgeschaft. Vanaf de 19de eeuw hadden de Sebastiaansgilden nog bijna uitsluitend een sportieve en ontspanningsfunctie. Zij maakten een moeilijke periode door omwille van de concurrentie van vele nieuwe verenigingen. De gilden van Knokke (1876) en Heist (begin 19de eeuw) hielden tijdelijk op te bestaan, maar hervatten hun activiteiten respectievelijk in 1890 en 1878. De Sint-Sebastiaansgilden van Ramskaplle en Westkapelle verdwenen respectievelijk in 1851 en ca 1925.

De meeste Sint-Sebastiaansgilden beschikten over een rijk patrimonium met schuttershof en eigen lokaal. Vooral de breuken (kettingen) met de schakels (zilveren plaatjes met inscriptie) spreken tot de verbeelding. De koning mag de breuk dragen en voegt er zijn eigen schakel aan toe. In hun archief vindt men dikwijls het oude gildeboek (zie voorbeeld van het Gildeboek van Knokke, 1648) waarin men de statuten, de leden en hun bijdrage noteerde.

Sint-Sebastiaan komt op vele gildevoorwerpen voor (zie ook de vlag Lissewege, 1878). Volgens de legende liet keizer Diocletianus de christelijke legionair Sebastiaan omwille van zijn geloof met pijlen doorboren. Sint-Sebastiaan wordt dan ook meestal voorgesteld als de martelaar die aan een boom is vastgebonden. In Knokke en in Heist is er nog steeds een bloeiende schuttersvereniging.

Heistse Klakkertjes

Heist wou de nieuwe burgemeester Debra op 21 mei 1939 feestelijk inhuldigen : iets groots en iets blijvend. De oproep om initiatieven rond het thema visserij kende grote bijval. De deelnemers werden verplicht zich te tooien in folkloristische visserskledij van rond de eeuwwisseling. Voor de jonge snaken trommelde men inderhaast een volksdansspecialist op, om vissersdansen aan te leren.

De minister van verkeerswezen bezocht kort na de inhuldiging van de burgemeester “De Eerste Week der Vispropaganda”. De horden fotografen en journalisten, die hem volgden, legden de prestaties van de spiksplinternieuwe dansgroepering “De Heistse Klakkertjes” vast.

De folkloristische gekostumeerde volksdansgroep, die de naam dankt aan het “kleppemutsje” dat de meisjes dragen, luistert tot op heden als ambassadeur van Heist allerlei festiviteiten en evenementen in binnen- en buitenland op.

Lea Bailyu-Boereboom (°1896 – †1984) was de bezielster van de groepering. Maria Storm (°1919- ) verzorgde gedurende meer dan 50 jaar de kledij van de groepering.

Locaties